er liggen parels op de klei
op een uitgestrekte akker
ik raap ze op en rijg een snoer
voor de lange stille dromer
de maan breekt door het wolkendek
in de lucht ijlt een sonate
ik strek mijn armen weerloos uit
naar de lange stille slaper
de zee beukt tegen de kade
in de wind krijst een grauwe meeuw
ik zet mijn eerste flauwe stap
op de brede stoere waker
—————————————–
(‘over de dijken’
Uit de bundel:
een parelsnoer
uit het stille noorden)