Geachte commandeur,
De vraag die bij mij leeft, is of u mij een maal zou willen vergezellen naar het oord van de Witte Wieven, gelegen in de dreven nabij Boijl.
Ik moet u eerlijk bekennen dat het daar eenzaam is, ver van de bewoonde wereld. Het leven vertraagt daar en de kou dringt door tot diep in uw gebeente.
Evenwel zouden we op de tast de mistdampen kunnen overstijgen. Tot in een ander universum, waar geen trieste verlatenheid een rol speelt en waar wij het ontluisterend fatale overwinnend een moederhaard vinden.
Hoogachtend,
L.D. W.